Blog

Huidige uitvoeringspraktijk centraal in beoordeling EVC-aanbieders

EVC-aanbieders (Erkenning Verworven Competenties) worden regelmatig beoordeeld op de kwaliteit van hun procedures. De  vraag is waarop de beoordeling zich moet richten als een EVC-aanbieder recent verbeteringen heeft doorgevoerd: op de uitvoeringspraktijk die geruime tijd is toegepast, of op de nieuwe, recent doorgevoerde praktijk. De uitkomst van een recente, door Hobéon met succes ondersteunde bezwaarprocedure, geeft meer uitsluitsel over deze vraag.

Kwaliteit van EVC-procedures

De kwaliteit van EVC-procedures dient periodiek te worden geëvalueerd. Procedures en instrumenten moeten immers betrouwbaar zijn en gebaseerd op goede standaarden. Assessoren (de personen die de beoordeling uitvoeren) en  begeleiders van de kandidaten moeten competent zijn, onpartijdig en onafhankelijk. EVC-aanbieders moeten daarom voldoen aan de ‘Normtekst  Kwaliteitscode EVC’ en overige eisen opgenomen in de zogenaamde 'Beleidsregel afgifte EVC-verklaringen'. Indien aan alle eisen wordt voldaan ontvangt de EVC-aanbieder van de minister van OCW een EVC-verklaring.

EVC-aanbieders met een EVC-verklaring worden geregistreerd in het Landelijk register erkende EVC aanbieders. Wie bij een erkende, geregistreerde, EVC-aanbieder aanklopt, is daarmee  dus verzekerd van een goede kwaliteit en bovendien van een aantal financiële (fiscale) voordelen. Om deze erkenning te verkrijgen, moeten EVC-aanbieders zich laten beoordelen door een beoordelende organisatie met veel kennis van EVC en van kwaliteitszorg, zoals Hobéon.

Soms  wordt een verzoek om afgifte van een EVC-verklaring door de minister  afgewezen. Recent heeft Hobéon een EVC-aanbieder die zich met een afwijzing geconfronteerd zag juridisch ondersteund. Het betrof overigens een aanbieder waarbij Hobéon niet is opgetreden als beoordelende organisatie. De uitkomst van de juridische procedure was voor de  EVC-aanbieder positief en heeft mogelijk gevolgen voor de wijze waarop  EVC-aanbieders in de toekomst worden beoordeeld. In deze bijdrage leest u waarom.

Beoordeling EVC-aanbieders

Om een  EVC-verklaring te kunnen verkrijgen moet een  EVC-aanbieder volgens de beleidsregel een schriftelijk beoordelingsrapport van een beoordelende organisatie overleggen. Ook moet in het verzoek tot afgifte van een  verklaring worden aangegeven voor welke EVC-standaarden een verklaring wordt gevraagd. In het beoordelingsrapport geeft de beoordelende organisatie haar oordeel over de EVC-procedure van de aanbieder in relatie tot de ‘Normtekst Kwaliteitscode EVC’.

In de beleidsregel is gespecificeerd aan welke onderdelen van de normtekst tenminste dient  te zijn voldaan om een EVC-verklaring te kunnen verkrijgen. Zo is bijvoorbeeld in artikel 6 lid 1 van de beleidsregel opgenomen dat indien niet wordt voldaan aan de normtekst behorend bij code 1, het verzoek om een verklaring zal worden afgewezen.

Bij het beoordelen of een verzoek om een verklaring voldoet aan de normteksten zal de minister in de regel afgaan op het rapport van de beoordelende organisatie. Hij kan daar echter ook van afwijken, rekening houdend met de  zorgvuldigheidseisen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De minister heeft met andere woorden een zelfstandige beoordelingsvrijheid.

Casus

Een beoordelende organisatie heeft de EVC-procedures van een EVC-aanbieder  in de periode 2008-2011 beoordeeld. In haar beoordelingsrapport komt de beoordelende organisatie tot de conclusie dat de EVC-procedures niet voldoen aan een aantal onderdelen van de ‘Normtekst Kwaliteitscode EVC’, daaronder begrepen ook code 1.

Ondanks het ‘negatieve’ rapport wordt toch een EVC-verklaring aangevraagd bij het ministerie van OCW. Bij de aanvraag is ook het negatieve rapport gevoegd. De minister wijst vervolgens de aanvraag af omdat deze niet voldoet aan code 1 van de  ‘Normtekst Kwaliteitscode EVC’. Voor de motivering verwijst de minister (eenregelig) naar het beoordelingsrapport.

De EVC-aanbieder heeft, juridisch ondersteund door Hobéon, tegen dit besluit bezwaar aangetekend. In het bezwaarschrift  is aangevoerd dat het besluit strijdig is met diverse rechtsbeginselen zoals het vertrouwensbeginsel en de rechtszekerheid. Daarnaast werd ook beargumenteerd dat de minister ten onrechte geen gebruik had gemaakt van zijn eigenstandige  beoordelingsvrijheid. Ter ondersteuning van dit laatste argument werd  aangevoerd dat enerzijds de beoordelende organisatie constateerde dat de EVC-aanbieder niet aan alle eisen in de ‘Normtekst Kwaliteitscode EVC’ voldeed, terwijl anderzijds door de beoordelende organisatie ook werd opgemerkt dat vanaf voorjaar 2011 wel geheel conform de normtekst werd gewerkt.

Uitkomst bezwaarprocedure

In de  beslissing op bezwaar wordt het bezwaarschrift door de minister gegrond  verklaard. De minister stelt dat in bezwaar een algehele heroverweging dient plaats te vinden en dat de argumenten hem hebben overtuigd dat de  EVC-aanbieder vanaf voorjaar 2011 en in de toekomst wel conform de ‘Normtekst Kwaliteitscode EVC’ handelt. Derhalve wordt de aanvraag  alsnog toegekend.

Gevolgen voor beoordelingspraktijk

Bij het opstellen van een beoordelingsrapport beziet een beoordelende organisatie in de regel (steekproefgewijs) de EVC-procedures en bijbehorende dossiers over een bepaalde periode (bijv. 3 jaar). De uitkomst van de bezwaarprocedure illustreert dat bij de beoordeling relatief meer gewicht moet worden toegekend aan de vraag op de EVC-beoordelaar op het moment van beoordeling voldoet aan de eisen. Centraler komt te staan dat op het moment van beoordeling voor de toekomst gewaarborgd moet zijn dat eventueel ingezette verbeteringen zijn geëffectueerd of in voorkomende gevallen  worden geëffectueerd.

In de visie van Hobéon is dit een goede zaak. Er wordt dan immers beter aangesloten bij het doel van de EVC-verklaring, namelijk het uitspreken van vertrouwen dat voor de komende 3 jaar aan de normeisen wordt voldaan. De uitkomst biedt  ook steun aan EVC-aanbieders die tussentijds verbeteringen in hun EVC-procedures aanbrengen. Het maakt een beoordelingspraktijk mogelijk waarin relatief meer waarde aan geëffectueerd verbeterbeleid kan worden toegekend.

De procedure illustreert ook dat de minister niet zonder meer kan afgaan op de (samenvattende) oordelen in het rapport van de beoordelende organisatie. Hij dient zich een zelfstandig en genuanceerd oordeel te vormen over het voorliggende dossier.

Vragen?

Heeft  u vragen naar aanleiding van deze bijdrage? Of wilt u meer informatie  over onze EVC producten en diensten? Neem dan contact op met Fred de Bruijn via telefoonnummer (070) 30 66 800 of e-mail f.debruijn@hobeon.nl. U kunt eventueel ook gaan naar Certificering > Organisaties > EVC-aanbieders voor meer informatie over het beoordelen van EVC-aanbieders.