Bindend Studie Advies: Blijft Selectie Actueel?
“Het bindend studieadvies wordt niet versoepeld en selectie aan de poort blijft onverminderd mogelijk”, zo staat te lezen in het Hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028 van PVV, VVD, NSC en BBB. Dat is een volstrekt andere toon dan ‘Het Nederlandse vervolgonderwijs kenmerkt zich door brede toegankelijkheid’, opgenomen in de brief van demissionair minister Dijkgraaf van OCW van februari 2024.
Door Pieter Huisman
In die brief van demissionair minister Dijkgraaf van OCW van februari 2024 wordt gesteld dat de sleutel voor de borging van kansengelijkheid ligt in een betere onderbouwing en evaluatie van selectieprocedures. “Een gedegen onderbouwing en evaluatie voorkomen de inzet van onnodige selectieinstrumenten of instrumenten met ongewenste bijwerkingen. De vraag is hoe instellingen hun selectieprocedure meer systematisch kunnen ontwerpen”, aldus de minister.
Ook het bindend studieadvies (het blijft een oxymoron) had de huidige minister ter discussie gesteld. “Het bsa zou studenten moeten ondersteunen in hun ontwikkeling. Dit is nu echter niet altijd het geval en dat vind ik onwenselijk. Dit ondergraaft de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. In het hoger onderwijs ligt de nadruk bij het bsa in veel gevallen op de studievoortgang van studenten. Daardoor wordt de lat met het bsa in mijn ogen nu vaak te hoog gelegd in het eerste jaar, wat leidt tot onnodige prestatiedruk”, zo stond de lezen in een brief aan de Kamer van mei 2023. Dijkgraaf vond het van belang dat opleidingen ruimte zouden houden om het bsa in te richten op een manier die past binnen hun specifieke context, maar had wel het voornemen om de norm te maximeren tot maximaal 30 studiepunten in het eerste jaar om een betere balans te creëren tussen studievoortgang en studentenwelzijn.
Coalitieplannen laten BSA in stand
Onder de plannen van de nieuwe coalitie zal dat dus niet doorgaan en houden instellingen de bevoegdheid om bijvoorbeeld een ‘nominaal is normaal’-norm van 60 EC te stellen. Daarbij is wel van belang dat het programma voldoende studeerbaar is, en dat er flankerend beleid is rond de begeleiding, het studieadvies en de studiekeuzecheck, het aantal herkansingen en hoe de verwijzende functie wordt ingevuld, aldus ook het antwoord op deze Kamervraag.
Zoals bekend is het afgeven van een negatief bindend studieadvies niet verplicht, en sommige instellingen zijn daar dan ook vanaf gestapt, maar als er een besluit tot een NBSA wordt genomen zal dat aan verschillende (procedurele) randvoorwaarden moeten voldoen. Het blijft in dat kader interessant om ook de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State te volgen, ook voor MBO-instellingen die een bsa afgeven en nu onder het Awb-regime en de administratieve rechtspraak vallen.
Met name bij studenten met een functiebeperking of waar persoonlijke omstandigheden zijn ingebracht is het van belang zorgvuldig te werk te gaan. Zoals bekend is het niet aan de student om het causaal verband tussen aangevoerde omstandigheden en studievertraging aan te tonen; de student moet de omstandigheden aannemelijk maken, en vervolgens dat de omstandigheden de studieresultaten nadelig hebben beïnvloed. Het is dan aan de instelling om te motiveren dat, wanneer persoonlijke omstandigheden kunnen worden aangenomen, desondanks een causaal verband tussen de aangevoerde omstandigheden en het niet hebben behaald van de benodigde studiepunten ontbreekt.
Die zorgvuldigheid en motivering betekent o.a. dat studenten de gelegenheid wordt gegeven te worden gehoord, te kijken of schikking mogelijk is en zeker ook goed te motiveren wanneer bijvoorbeeld wordt afgeweken van een advies van een studentendecaan. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een recente zaak van een hogeschool waarin op alle voorgenoemde punten niet goed was gehandeld door de instelling, en vervolgens ook geen afgewogen toetsing had plaatsgevonden door het College van Beroep voor de Examens. Het ging om een zaak waarbij het BSA na het eerste jaar werd uitgesteld in verband met de covidpandemie. In het najaar van het studiejaar 2022-2023 verliep de opleiding voor de betreffende student niet succesvol en zocht hij contact met de studieloopbaanbegeleider. Vervolgens ging hij een zorgtraject in om te onderzoeken waar de problemen vandaan kwamen. De diagnose van ADHD liet door de wachttijden in de zorg acht maanden op zich wachten, maar de student had al die tijd wel contact met de studieloopbaanbegeleider die hem adviseerde om op basis van de bestaande vermoedens alvast een uitstel voor het bindend studieadvies aan te vragen. Dat verzoek werd door de BSA-commissie in juli 2023 afgewezen, en die afwijzing werd door het CBE in stand gelaten. De persoonlijke omstandigheden die de student naar voren had gebracht waren volgens het CBE pas laat duidelijk geworden en hierdoor was het onduidelijk of de geringe studievoortgang het gevolg was van deze omstandigheden. Ondanks het ontbreken van bewijs van een deskundige had de BSA-commissie deze omstandigheden wel meegewogen volgens het CBE. De BSA-commissie had echter weinig vertrouwen dat de student het daaropvolgende jaar wel in staat zou zijn om goede resultaten te behalen, aangezien hij de voorgaande twee studiejaren ook niet had laten zien geschikt te zijn voor de opleiding.
Zorgvuldigheid en motivering van het BSA-besluit blijven cruciaal
De Afdeling zet echter een dikke streep door het oordeel van het CBE: het instellingsbestuur heeft het verzoek van de student afgewezen, terwijl de decaan een positieve aanbeveling had gedaan en dat advies niet of in elk geval niet kenbaar in de besluitvorming was betrokken, terwijl de student in strijd met de OER niet ook was gehoord door de BSA-commissie en de beslissing van die commissie verder volledig ongemotiveerd was. Daarbij komt dat in administratief beroep geen schikkingspoging was ondernomen, terwijl de student daar uitdrukkelijk om had gevraagd. De door de student aangedragen persoonlijke omstandigheden waren niet meegewogen en ten slotte was ten onrechte groot gewicht toegekend aan het verschil tussen de hoeveelheid behaalde studiepunten en de norm.
In een eerdere uitspraak had de Afdeling als norm voor het afgeven van een NBSA al gesteld: “Voor het in een concreet geval aannemen van ongeschiktheid voor de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8b, derde lid, van de WHW is een op de persoon toegesneden beoordeling [curs ph] noodzakelijk.”
Een student heeft bij persoonlijke omstandigheden – zo staat in veel regelingen opgenomen- de verplichting de studieadviseur of decaan van zijn opleiding tijdig en zo spoedig mogelijk te melden dat er persoonlijke omstandigheden spelen waar de studie mogelijk hinder van ondervindt. Maar als hij dat heeft gedaan ontstaat voor de opleiding wel een zorgplicht om de student dringend te wijzen op de te ondernemen concrete stappen om een dreigend NBSA te voorkomen. Dat kan – zo blijkt uit de jurisprudentie- bestaan uit een studieplan voor (enkele van) de komende tentamens en hertentamens of uit een duidelijke opgave van de concrete stappen die moeten worden ondernomen om de persoonlijke situatie en de daaruit voortvloeiende verminderde studiebelastbaarheid te onderbouwen.
Afsluitend: het negatief bindend studieadvies lijkt dus voorlopig nog tot het instrumentarium van de instelling te behoren om te bezien of een student geschikt is voor de opleiding, maar BSA-commissies of examencommissies zullen zulke besluiten wel behoorlijk moeten (blijven) inkleden.
Pieter Huisman zal in verschillende trainingen dit jaar ingaan op bovenstaande en andere relevante ontwikkelingen in de jurisprudentie. Deelnemers hebben daarbij ruim de gelegenheid eigen casussen in te brengen.
Online sessie voor leden van examencommissies HBO en WO
Actualiteitencollege wetgeving en jurisprudentie hoger onderwijs | 11.06.24
Actualiteitencollege wetgeving en jurisprudentie hoger onderwijs | 19.11.24
Training voor leden van examencommissies in het HO
Training Examencommissies hoger onderwijs | 24.09.24
Wij kunnen alle trainingen indien gewenst ook incompany verzorgen, op maat, en gericht op de casuïstiek van de opleiding/instelling en gericht op de achtergrondkennis van de doelgroep.