Accreditatie 3.0: Van krijtlijnen naar level playing field?
Met in ons achterhoofd de ambitie van minister Bussemaker - ‘Ik wil een accreditatiestelsel dat meer vorm is gegeven vanuit vertrouwen, waarin de student centraal staat, de docent meer eigenaar is, verbeterpunten herkenbaar zijn voor docenten, er een beter evenwicht is tussen ervaren lasten en baten en met meer ruimte voor vernieuwing en verbetering’ 1 - nam ik samen met enkele collega's de afgelopen periode deel aan de drukbezochte workshops van de NVAO.
De NVAO medewerkers probeerden tijdens de workshops zoveel mogelijk input op te halen uit het veld. Voor deze bijeenkomsten was zelfs een didactisch model ontworpen waarin de deelnemers vanuit een magisch vierkant vanzelf terecht kwamen in 'prachtpunten' die de 'zorgpunten' wegnemen.
Tijdens de bijeenkomsten in Den Bosch, Utrecht en Zwolle werden telkens drie thema’s besproken, namelijk:
- Pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie; (een overigens niet zo gelukkige woordkeuze want het gaat feitelijk om pilots met een lichte opleidingsaccreditaties met focus op standaard 1 en 4)
- Optimalisatie opleidingsbeoordeling.;
- Optimalisatie instellingsbeoordeling.
Pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie
Bij de bespreking van de pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie werd gaandeweg duidelijk dat dit eigenlijk een door niemand gevraagd/gewenst experiment is. De voorstanders van instellingsaccreditatie worden niet bediend. De voorstanders van meer experimenteerruimte met opleidingsbeoordelingen hebben vooralsnog in ieder geval te maken met onduidelijkheden ten aanzien van de samenstelling van het panel en de niet helemaal traceerbare wisselwerking tussen standaard 1 & 4 en standaard 2 & 3. Een hybride geval waarbij niet echt wordt gekozen.
Mocht dit toch opgevat moeten worden als een voorafschaduwing van een toekomstig accreditatiestelsel, dan moeten we dus rekening houden met een sterke focus op beoogde en gerealiseerde leeruitkomsten en met afschaffing van de differentiatie in oordelen. Dat wordt namelijk voorgesteld in deze zeer beperkte pilot, waaraan slechts drie universiteiten en drie hogescholen kunnen deelnemen.
Overigens, in alle workshops was het geluid luid om voor de differentiatie in oordelen een andere oplossing te zoeken dan nu het geval is. Een dienaangaande zeer illustratief citaat: “Bij een restaurant gaat de Warenwet over de basiskwaliteit, en gaat Michelin over de sterren!”
Optimalisatie opleidingsbeoordeling
Bij de bespreking van de optimalisatie van de opleidingsbeoordelingen waren veel positieve geluiden te horen. Aandachtspunt was bijvoorbeeld dat de beperkte opleidingsbeoordeling (4 standaarden) en uitgebreide opleidingsbeoordeling (11 standaarden) in termen van standaarden nog veel verder in elkaar geschoven kunnen worden dan thans voorgesteld wordt.
Interessant was ook nog de discussie waar de accreditatielast nu precies vandaan komt. Van het toetsingskader van de NVAO? Van het evaluatiebureau? Van de betrokkenen bij kwaliteitszorg in de hogescholen en universiteiten? Er was hierover geen eenduidig beeld, maar in de gesprekken werden door een aantal deelnemers voorbeelden gegeven van versterkte interne controle binnen de instellingen. In de pilots zou nadrukkelijk aandacht kunnen worden geschonken aan het mogelijke risico dat bij een afname van de externe verantwoording, de interne verantwoording (onder regie van centraal) toeneemt. Wat betekent dit voor het eigenaarschap van docenten/onderzoekers/medewerkers?
Overigens, clustervisitatie als zodanig en de organisatorische rompslomp ervan overstijgt ruimschoots de mogelijke toegevoegde waarde van clustervisitatie, was een veelgehoorde opinie tijdens de bijeenkomsten. Wij zien deze kritiek uit het veld als steun voor eerdere pleidooien onzerzijds voor vrijwillige in plaats van verplichte clustervisitatie.
Wat minder belicht, maar ons inziens zeer relevant, is dat ook in het huidige stelsel opleidingen en instellingen zoeken naar ruimte in het stelsel. In het land wordt bijvoorbeeld gewerkt aan andere accreditatievormen, waarbij in de accreditatieperiode met laagdrempelige themaonderzoeken gaandeweg een portfolio wordt opgebouwd, helemaal ingebed in de PDCA-cyclus van de instelling. Elke dag accreditatiedag, als het ware.
Optimalisatie instellingsbeoordeling
Bij de bespreking van de optimalisatie van instellingsbeoordeling was men allerwege ingenomen met de wijziging van de eerste standaard, d.w.z. niet zozeer de onderwijsvisie zelf van de instelling beoordelen, maar de doorwerking ervan. Een prachtpunt als het ware.
Eerste indruk n.a.v. bijeenkomsten
Kortom, onze eerste indruk is als volgt: de voorgestelde pilot voor instellingsaccreditatie heeft niet veel met de, in de omringende landen inmiddels ingevoerde, instellingsaccreditatie te maken, de doorontwikkeling naar een beperktere opleidingsbeoordeling heeft op onderdelen voordelen, maar vergt nog nadere doordenking. De vraag blijft of we met dit alles in de buurt komen van de ambitie van Bussemaker: versterken van het eigenaarschap bij docenten en vermindering accreditatielast.
Meer weten over accreditatie
Wilt u meer weten over accreditatie in zijn algemeenheid of het traject Accreditatie 3.0 in het bijzonder? Neemt u dan contact op met Ruud van der Herberg, Wienke Blomen, Frank Hendriks of Willem van Raaijen via 070 30 66 800.
1. Bron: Kamerbrief over doorontwikkeling accreditatie hoger onderwijs van 01.06.2015 via www.rijksoverheid.nl
Toelichting op de titel van dit weblog - Accreditatie 3.0: van krijtlijnen naar level playing field?
Van de politiek komen alleen “de krijtlijnen”, aldus Flierman. Bijvoorbeeld de eis dat de NVAO nog steeds alle opleidingen keurt. “Daar mag u het niet mee eens zijn, maar daar hebben we ons aan te houden.” Binnen die krijtlijnen is er nog van alles mogelijk.
Met level playing field bedoelen we eerlijke concurrentie tussen partijen, zonder inmenging van buitenaf.