Wetsvoorstel versterking besturing (2): wijzigingen in CROHO registratieprocedure
In december 2008 is het wetsvoorstel versterking besturing ingediend bij de Tweede Kamer. In dit voorstel zijn een groot aantal wijzigingen van de WHW opgenomen. In een serie bijdragen wordt op het Hobéon Weblog stilgestaan bij een aantal onderwerpen uit dit voorstel. Vandaag: wijzigingen in registratieprocedure van opleidingen in het CROHO.
Nadat opleidingen een positief resultaat heeft verkregen op de toets nieuwe opleiding van de NVAO en in voorkomende gevallen ook positief is beslist op de aanvraag macrodoelmatigheid dient de instelling de opleiding te registeren in het CROHO. Deze registratie is noodzakelijk, zonder registratie ontvangt de opleiding namelijk (in voorkomende gevallen) geen bekostiging en zijn aan de opleiding geen wettelijk erkende graden verbonden.
Registratie in het CROHO geschiedt door de IB-groep (de beheerder van het CROHO) een in de WHW gespecificeerde set gegevens toe te sturen. De IB-groep is in beginsel verplicht om de opleiding binnen een redelijke termijn te registeren in het CROHO. In het geval de aangeleverde gegevens ‘ niet volledig’ zijn moet de IB-groep de instelling een redelijke termijn geven waarbinnen deze alsnog de ontbrekende gegevens kan aanvullen. Enkel in het geval indien de IB-groep binnen deze termijn de gegevens van de opleiding niet of niet volledig heeft ontvangen kan de IB-groep de registratie weigeren. Naar de tekst van de wet betreft het hier geen beoordelende bevoegdheid van de IB-groep. In de praktijk kan de IB-groep zich deze bevoegdheid wel toe-eigenen, immers wanneer precies is een aanvraag ‘niet volledig’?
De wet bevat ook een tweede grond waarop registratie van de opleiding in het CROHO kan worden geweigerd. De IB-groep weigert ook de registratie indien naar het oordeel van de minister van OCW de indeling van de opleiding in het CROHO in redelijkheid niet passend kan worden geacht. De IB-groep heeft hier blijkens de WHW geen zelfstandig beoordelende bevoegdheid, het betreft immers een oordeel van de minister. Ook in het geval de indeling van de opleiding in het CROHO naar oordeel van de minister niet passend is wordt de opleiding de mogelijkheid geboden om binnen een redelijke termijn alsnog een nieuw voorstel voor indeling in te dienen. In het bijzondere geval dat de minister ook deze indeling niet passend beschouwd, wordt de registratie geweigerd. Van dit besluit wordt zelfs mededeling gedaan in de Staatscourant. De indeling in het CROHO is voor instellingen van belang, de indeling bepaalt in voorkomende gevallen namelijk in welk bekostigingsregime de opleiding valt en bepaalt bovendien ook welke graden kunnen worden verleend.
Wijziging registratieprocedure: beoordelende rol IB-groep en adviserende rol NVAO
In het wetsvoorstel versterking besturing wordt de hierboven beschreven procedure herzien en uitgebreid. De IB-groep krijgt naar het zich laat aanzien een beoordelende rol bij het registreren van opleidingen in het CROHO.
In het geval dat de instelling ook na de hierboven bedoelde een redelijk termijn de gegevens van de nieuwe opleiding niet of niet volledig heeft aangeleverd wordt de registratie door de IB-groep namelijk geweigerd indien zij constateert dat de gegevens niet juist zijn (curs. FH). Dit impliceert m.i. een zelfstandig beoordelende bevoegdheid van de IB-groep, het wetsvoorstel noch de toelichting laten zich echter uit over in welke gevallen ‘gegevens niet juist zijn’.
De beoordelende rol van de IB-groep wordt bovendien verder doorgetrokken naar alle opleidingen in het CROHO. Het wetsvoorstel voorziet namelijk ook in de bevoegdheid voor de IB-groep om gegevens in het CROHO zelfstandig aan te passen indien zij constateert dat gegevens in het CROHO onvolledig of onjuist zijn. Ook hier weer laat het voorstel zich er niet over uit wanneer precies sprake is van ‘onjuiste of onvolledige’ informatie. Gezien de gevolgen die voor de opleidingen (en instellingen) zijn verbonden aan de registratie in het CROHO is dat op zijn minst opmerkelijk te noemen. De vraag rijst hoever deze bevoegdheid van de IB-groep precies reikt. Opmerkelijk is voorts dat de voorheen bestaande informatieplicht jegens de instelling bij wijziging van CROHO gegevens niet meer terugkeert, naar ik mag aannemen betreft dit een vergissing van de wetgever.
De minister blijft ook in de toekomst de eerst geëigende om zich uit te spreken over de indeling van de opleiding in het CROHO. Hij krijgt echter, analoog aan hetgeen hierboven is gesteld voor de IB-groep, ook zelfstandig de bevoegdheid om de indeling van de opleiding in het CROHO te wijzigen. Ook hier wordt niet nader gespecificeerd op welke gronden dit kan geschieden.
Het wetsvoorstel introduceert op dit punt een adviesbevoegdheid voor de NVAO. In haar besluit op een toets nieuwe opleiding zal de NVAO in de toekomst aangeven welke CROHO onderdeel voor de opleiding naar zijn oordeel passend is voor de opleiding.
Gezien het feit dat de indeling in het CROHO één op één samenhangt met het bekostigingsregime van de opleiding is dit opmerkelijk.In theorie biedt het voorstel m.i. bijvoorbeeld grondslag voor de mogelijkheid dat voor een nieuwe opleiding met eenzelfde CROHO naam als reeds bestaande opleidingen toch, op basis van een sterk verschillend uitgewerkte feitelijke invulling, indeling in een ander CROHO onderdeel het meest passend is. Met alle positieve of negatieve gevolgen van dien voor graadverlening en of bekostiging. In het zeker niet ondenkbare geval dat de minister defacto altijd het advies zou volgen van de NVAO is het daarenboven feitelijk de NVAO die in de toekomst gaat bepalen voor welk bekostigingsregime een opleiding en zeker een voor het CROHO nieuwe opleiding gaat krijgen.