Nu sleutelen aan accreditatiestelsel of 'evidence based' wijzigingen doorvoeren?
Eind april 2011 verschenen de onderzoeksresultaten van de Inspectie van het Onderwijs naar alternatieve afstudeertrajecten en bewaking van het eindniveau in het hoger onderwijs. Deze resultaten hebben een discussie over het eindniveau van het hoger beroepsonderwijs (hbo) bewerkstelligd die de reikwijdte van deze rapporten ver te buiten gaat.
Het is in ieders belang, dat de waarde van een hbo- of wo-diploma niet ter discussie staat. Maatschappelijk vertrouwen in afgestudeerde hbo’ers en academici staat voorop. De afgestudeerden zelf, de werkgevers én de overheid (samenleving) die veel geld uitgeven om het hoger onderwijs als maatschappelijk goed te financieren eisen dit. Alle elementen in het stelsel van kwaliteitszorg en toezicht die het bereiken hiervan in de weg staan, moeten verbeterd worden. In een serie bijdragen op dit weblog hopen wij een genuanceerde bijdrage te leveren aan het debat.
De inspecteurs en inhoudsdeskundigen hebben in hun onderzoeken materiaal bestudeerd uit de periode 2007-2010. Vanaf 1 januari 2011 is het accreditatiestelsel echter herzien. In hoeverre komen reeds doorgevoerde wijzigingen tegemoet aan de kritiek die het stelsel nu te verduren krijgt?
Nieuw stelsel
Bij de introductie van het nieuwe accreditatiestelsel (start 1 januari 2011) is vaak gememoreerd dat de eerste ronde van accreditaties een flinke kwaliteitsimpuls heeft gegeven aan het hoger onderwijs. Het nieuwe stelsel beoogt vanzelfsprekend verbeteringen. Het stelsel is op een fors aantal onderdelen aangepast en aangescherpt. Voorbeelden hiervan zijn:
- Vergroting van de positie van ‘peers’ en daarmee van het belang van de onderwijsinhoud in het accreditatiestelsel.
- Verkleining van de bureaucratische last voor opleidingen.
- Meer differentiatie in de oordelen van de commissies van deskundigen.
- Versterking van de ‘verbeterfunctie’ van het stelsel.
Wij zijn van mening dat toezicht op kwaliteit (en niveau) op de eerste plaats dient te liggen bij inhoudsdeskundigen. Deze deskundigen dienen adequaat gefaciliteerd en ondersteund te worden zodanig dat zij zich kunnen richten op de kerntaak: het beoordelen van de inhoudelijke kwaliteit en het niveau van de opleidingen, in het licht van de eisen die het actuele kennisdomein en de beroepsomgeving van de afgestudeerden aan hen stelt.
Geef het aangescherpte stelsel de kans zich te bewijzen……
We zijn nu een aantal maanden ”implementatie nieuwe Accreditatiestelsel” verder. Het lijkt ons derhalve zinvol om de ingezette verbeteringen / aanscherpingen goed te monitoren:
- Vanaf 1 januari 2011 moet de NVAO instemmen met een door het instellingsbestuur samengestelde commissie van deskundigen die een opleiding gaat beoordelen. De NVAO moet zich ervan verzekeren dat de commissie onafhankelijk en deskundig is. De criteria waaraan de commissies moeten voldoen om instemming te krijgen van de NVAO zijn aanzienlijk aangescherpt. Wij zijn voorstander van het opnemen van professionele voorzitters in panels. Deze kunnen de kwaliteit van het beoordelingsproces verhogen door het helder te structureren. Zij geven de peers in het panel daarmee alle ruimte om de inhoudelijke discussie te voeren.
- Bij de samenstelling van panels, althans de panels waarin Hobéon is vertegenwoordigd, wordt gepoogd zoveel mogelijk identieke panels opleidingen in het betreffende domein, althans tenminste opleidingen met dezelfde croho-registraties te laten beoordelen. Zodoende wordt de vergelijkbaarheid van oordelen vergroot. Overigens kunnen er ook redenen van praktische aard zijn om inhoudsdeskundigen niet 27 opleidingen met dezelfde croho-registratie te laten beoordelen. Goede inhoudsdeskundigen zullen in de regel niet zo lang beschikbaar zijn, zij hebben immers ook reguliere werkzaamheden. Juist een professionele voorzitter kan dan de grote lijnen bewaken, met deels wisselende inhoudsdeskundigen.
- De controle op het kwaliteitsbeleid en de uitvoering in de onderwijspraktijk is uit elkaar gehaald. Er is een instellingstoets kwaliteitszorg waarmee wordt nagegaan of de instellingen op bestuurlijk niveau “in control” zijn. Daarnaast zijn er opleidingsbeoordelingen waarbij panels van in meerderheid peers inzoomen op doelstellingen, programma, personeel en voorzieningen, tevredenheid van de studenten en de resultaten (waaronder het niveau van de afstudeerwerken).
- In de beslisregels voor accreditatie is de standaard die gaat over toetsing en beoordeling (waaronder tussentijdse toetsen, portfolio’s en afstudeerwerken) doorslaggevend.
- Een opleiding kan niet geaccrediteerd worden bij onvoldoende afstudeerniveau. In het nieuwe stelsel is een reële verbeter- of herstelperiode opgenomen. Opleidingen die niet aan de gestelde eisen voldoen kunnen van deze herstelperiode gebruik maken indien de NVAO dit opportuun acht. Het stelt de beoordelende panels in staat om met meer precisie aan te wijzen waar de eventuele feilen in een opleiding zitten en het stelt de opleiding in staat zich op dit punt te verbeteren. Dit zal de oordelen van panels transparanter en betrouwbaarder maken.
- In het nieuwe stelsel heeft het “verbeteren” sowieso een grotere plaats dan in het oude stelsel. Elk visitatierapport kan nu een verbeterparagraaf bevatten waarbij het panel naast het formele oordeel ook verbeteringen kan suggereren.
…..en evalueer na twee jaar!
Het verdient de aanbeveling dat de bovengenoemde verbeteringen en aanscherpingen zich eerst in de praktijk bewijzen alvorens eventuele (stelsel)wijzigingen door te voeren. Vanzelfsprekend dient dit proces wel goed te worden gemonitord en geëvalueerd. Hierover zijn door de Tweede Kamer en de toenmalige staatssecretaris (en huidige minister van OCW) Marja van Bijsterveldt ook al afspraken gemaakt. De toezegging is immers gedaan dat het nieuwe stelsel zich twee jaar mag bewijzen en dat vervolgens een evaluatie zal worden uitgevoerd naar de mate waarin het stelsel zijn claims waarmaakt.