Ontwerpgericht onderzoek past bij hogescholen
Gaan hogescholen het voortouw nemen in ontwerpgericht onderzoek en de kloof tussen onderzoek en praktijk dichten?
Wetenschappelijk onderzoek is niet langer voorbehouden aan universiteiten met eeuwenlange onderzoekstradities. Wereldwijd zijn er steeds meer onderwijsinstellingen die onderwijs combineren met onderzoek (Hazelkorn 2004). Deze nieuwkomers hebben met elkaar gemeen dat zij de praktijkwaarde van onderzoek van groot belang achten. Ze willen geen onderzoek om het onderzoek, maar zorgen voor innovatie in het werkveld en het opleiden van reflectieve professionals. De opkomst van praktijkgericht onderzoek aan onze hogescholen past in deze trend.
Hogescholen ervaren meer dan universiteiten een spanning tussen “methodologisch verantwoord onderzoek” en “relevante, creatieve oplossingen ontwikkelen”. Onderzoek gebaseerd op traditionele empirische onderzoeksmethoden levert wel gedegen kennis op, maar geen beeld van de vernieuwing. Het werkveld en hbo-studenten willen juist aan deze vernieuwing werken en hebben behoefte aan onderzoeksmethodieken waarin creativiteit centraal staat.
Aandacht voor creatief ontwerpen is wel te vinden in de ontwerpgerichte onderzoeksaanpak. In deze methodiek voor praktijkgericht onderzoek worden innovaties systematisch ontwikkeld en wetenschappelijk onderbouwd. In dit blog beschrijven we deze aanpak en laten we de waarde zien van deze methodiek voor onderwijsinstellingen die praktijkgericht onderzoek ambiëren.
Kloof tussen onderzoek en praktijk
Onderzoek is op steeds meer hogescholen ingeburgerd als primair proces en vervlochten met onderwijs en werkveld. Hogescholen maken bewust de keuze voor praktijkgericht onderzoek. De aanleiding voor het onderzoek is in het werkveld te vinden. Het onderzoek is toepassingsgericht en bedoeld om een vraag uit het werkveld te beantwoorden. Het doel is niet alleen theoretische kennis te creëren, maar men wil ook innovatieve oplossingen ontwikkelen.
In onze advies- en certificeringspraktijk merken wij dat hogescholen, net als de sociale wetenschappers, worstelen met het verbinden van onderzoek aan het oplossen van problemen voor klanten. Studenten doen wetenschappelijk onderzoek maar dit levert geen boeiende innovaties en adviezen op.
De oorzaak wordt vaak gezocht in het niveau van de opleiding, docenten en studenten, maar de oorzaken liggen dieper. Studenten krijgen nu nog te vaak een onderzoeksmethodologie aangereikt die haaks staat op het ontwikkelen van innovaties en oplossingen voor klanten uit het werkveld.
Het is echter via de gangbare onderzoeksmethoden niet gemakkelijk om innovatieve praktijkoplossingen te ontwikkelen. Traditioneel onderzoek richt zich op het beschrijven, verklaren of voorspellen van fenomenen. Centraal staan bestaande praktijken en manieren van handelen. De traditionele onderzoeksaanpak staat daarom op gespannen voet met de wens om innovaties te ontwikkelen. Onderzoek naar hoe het nu is, levert niet automatisch een beeld op van de vernieuwing. Daar is een creatieve sprong voor nodig en die is “verboden” in traditioneel onderzoek. Het handboek van Baarda (2009), veel gebruikt door studenten in het hoger onderwijs, bevat bijvoorbeeld de volgende waarschuwende passage:
“Pas wel op, vaak willen opdrachtgevers, zoals overheidsinstellingen en bedrijven, kant-en-klare oplossingen van jou als onderzoeker hebben, maar dat is niet jouw taak. De overheid zou bijvoorbeeld graag van jou als de onderzoeker de oplossing voor het probleem van studie-uitval willen hebben. Die oplossing heb jij als onderzoeker uiteraard niet en het is ook niet jouw taak om die te bedenken."
Zowel docenten en studenten komen in een spagaat terecht en het lukt niet om onderzoek en het ontwerpen van innovaties te verbinden. Studenten raken gefrustreerd omdat ze worden gedwongen om een rapport te schrijven volgens de mal van beschrijvend of verklarend onderzoek.
Wereldwijd bredere opvattingen over wetenschap
Er zijn dus frisse nieuwe manieren van onderzoek nodig waarin innovatie en de praktijk centraal staan. In Nederland en ook wereldwijd ontwikkelt zich een bredere opvatting over onderzoek (Neuman, 1993), vooral bij de nieuwkomers - de hogescholen - maar ook op universiteiten. Michael Gibbons introduceerde samen met zijn mede-auteurs de termen modus 1 en modus 2 onderzoek in 'The new production of knowledge: the dynamics of science and research in contemporary societies' (1994, Sage). Veel kenniscentra en lectoraten herkennen zich in modus twee onderzoek. Het onderzoek vindt niet plaats in een gecontroleerde, klinische, labachtige situatie, maar in het werkveld: Knowledge is created within the context of being useful.
Het onderzoek is daardoor minder “netjes”, er zijn tal van verstorende invloeden en het voldoet meestal niet aan methodische eisen die men vanuit de labsituatie gewend is te stellen. Het grote voordeel is dat de relevantie van het onderzoek met sprongen stijgt. Boyer (1990) ontwikkelde het concept of “four equivalent scholarships” en heeft oog voor de diversiteit aan functies van onderzoek: ontdekken, integreren, toepassen en “teaching”. Bij integreren gaat het om het creatief ontwerpen van nieuwe producten op basis van inzichten uit diverse disciplines. Het hbo speelt een voortrekkersrol in deze nieuwe vormen van onderzoek, maar ook op universiteiten zijn er steeds meer vakgroepen die modus twee onderzoek verrichten.
Opkomst ontwerpgericht onderzoek
De technische en medische disciplines hanteren vanouds wel een creatieve onderzoeksaanpak. In deze disciplines worden praktische, innovatieve oplossingen ontworpen via een algemeen erkend en systematisch ontwerp- en onderzoeksproces. Ontwerpers baseren hun nieuwe producten op bestaande natuurwetenschappelijke kennis maar maken ook gebruik van sociaalwetenschappelijk onderzoek, denk aan onderzoek onder gebruikers. In alle fasen van het ontwerpproces – van verkennen tot testen en vermarkten – kan onderzoek een rol spelen.
Vanuit de sociale disciplines wordt met een jaloezie naar deze aanpak gekeken. De teleurstelling over de ‘impact’ van sociaal wetenschappelijk onderzoek is immers groot. Decker Walker, onderwijskundige, schrijft bijvoorbeeld;
“We have seen no intellectual breakthoughs in education comparable to advances in medicine, engineering and the sciences; nor have we seen any measurable improvement in teaching practices and student learning on a large scale.” (Walker 2006)
Vanaf de jaren negentig zien we dat ook sociale wetenschappers een onderzoeksaanpak zijn gaan ontwikkelen waarmee principe-oplossingen worden ontworpen. In deze aanpak, die bekend is geworden als ontwerpgericht onderzoek (Design Based Research), staat onderzoek steeds in dienst van het ontwerpen van (generieke) oplossingen voor praktijkproblemen, denk bijvoorbeeld aan regels voor het ontwerpen van een HRM-beleid, adviezen voor het schrijven van leesbare juridische teksten, protocollen voor zorgverleners, generieke principes voor marketing via sociale media of een toolbox voor het ontwerpen voor ouderen. De aanpak kenmerkt zich door een ander stappenplan en fasering, gebruikt naast de klassieke onderzoeksmethoden ook hele andere methoden en gaat anders om met betrouwbaarheid.
Een Nederlandstalig handboek
Eind 2011 verscheen het eerste Nederlandsetalige handboek op dit gebied. Met het ‘Handboek ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek; Wetenschap met effect’ van Joan van Aken en Daan Andriessen kunnen onderzoekers, docenten en studenten de ontwerpgerichte aanpak gemakkelijker toepassen. De spagaat tussen relevante oplossingen ontwerpen en betrouwbaar, goed onderzoek doen waar studenten door de methodologische handboeken die uitgaan van de ‘science of discovery’ in terechtkomen, kan voorkomen worden!
Wat is ontwerpgericht onderzoek en waarin verschilt het van klassiek beschrijvend en voorspellend onderzoek?
- Ontwerpen van (principe-) oplossingen staat centraal. Het onderzoek is dienend.
- Samenwerking en co-creatie met de praktijk is de norm. De onderzoeker is niet een afstandelijke observator, maar werkt mee als adviseur.
- De onderzoeksresultaten hebben de vorm van prototypes en producten alsmede inzicht in de mechanismen achter deze oplossingen. De kennis heeft niet alleen betrekking op de huidige situatie, de kennis is gericht op toekomstige verbeteringen. Vaak gebeurt dit in de vorm van ontwerpstellingen: “In deze context van problemen zal het gebruiken van deze interventiesoort deze mechanismen teweegbrengen, waardoor deze uitkomsten worden gerealiseerd” (Denyer et. Al. 2008 in Van Aken en Andriessen 2011).
- Het ontwerpen van oplossingen is integraal verbonden met onderzoeken. Beide processen lopen parallel en zijn verweven. Dit in tegenstelling tot de klassieke opvatting waarin eerst onderzoek plaats vindt en dan door de praktijk een oplossing wordt bedacht.
- De onderzoeksopzet en gebruikte methodieken wijken af van traditioneel onderzoek. De bewijsvoering is gericht op het testen van producten en ontwerpstellingen in de praktijk;
- Het overdragen van het ontwerp is essentieel in de sociale wetenschappen; men beoogt een leereffect bij professionals; Dit doet men bijvoorbeeld door het schrijven van verhalen.
- Aan inzichten uit de praktijk wordt meer waarde toegekend dan in klassiek onderzoek, rijke praktijkinzichten worden verbonden met theoretische inzichten en omgezet in vernieuwende ontwerpen;
Het grootste verschil met klassiek, empirisch onderzoek is de aandacht voor het ontwerpen van (vernieuwende) oplossingen. Ontwerpgericht onderzoek is meer dan een analyse van praktijkproblemen. Men gebruikt de probleemanalyse om te komen tot specifieke ideeën over interventies. Dit is altijd een creatieve sprong. De oplossingen zijn niet deductief af te leiden uit het onderzoek naar het probleem. Wel sluiten ze erop aan. Een belangrijk doel is het ontwikkelen van oplossingen en/of ontwerpregels voor oplossingen die een grotere geldigheid hebben, dus niet slechts waarde hebben voor één specifieke klant.
Vervolgens worden de oplossingen uitgeprobeerd, getest en doorontwikkeld. De onderzoekers bouwen voor een specifieke situatie een oplossing. Op basis van theorie en onderzoek hebben ze verwachtingen over het effect van deze oplossing. Door de oplossing in een praktijksituatie te implementeren kunnen ze nagaan of hun oplossing functioneert volgens de voorspellingen. Zorgt de nieuwe lesaanpak inderdaad voor betere leerresultaten? Leidt de schrijfwijzer voor overheidsorganisaties tot toegankelijke, leesbare teksten? Ontwikkelen ingenieurs met behulp van de toolbox met richtlijnen voor ontwerpen voor ouderen inderdaad een product waarmee ouderen uit de voeten kunnen?
Het handboek benadrukt dat een generieke oplossing niet in één ontwerpronde kan ontstaan. Dat is ook in de techniek en de medische wereld niet het geval. Typerend voor het ontwerpgerichte onderzoek is het iteratieve karakter, het synthetiseren van resultaten uit verschillende gevalstudies in een ontwerp en de voortdurende afwisseling tussen ontwerpen en onderzoeken. Het komt heel vaak voor dat de eerste testen zwakke of geen resultaten geven omdat het ontwerp nog ‘gefinetuned’ en geoptimaliseerd moet worden (Walker 2006). Zolang er wel sprake is van “proof of principle” is er ondanks die zwakke resultaten alle reden om door te gaan met het ontwikkelwerk.
Sociale wetenschappers zullen net als ingenieurs die een ipad ontwerpen, effectieve manieren moeten ontwikkelen om tal van deelproblemen op te lossen. Hun taak is wel veel ingewikkelder want waar een technisch ontwerp in verschillende situaties min of meer hetzelfde functioneert, speelt in de sociale wetenschappen de menselijke factor en de door de cultuur beïnvloedde wijze van implementatie een grote rol. Steeds zal in een groot aantal praktijksituatie nagegaan moeten worden hoe de professionals de oplossing hanteren en hoe zij en anderen reageren op de oplossing. Alleen dan kan een principe-oplossing ontstaan die relevant is in uiteenlopende situaties.
Van pionieren naar een breed gewaardeerd alternatief
Ontwerpgericht onderzoek biedt veel kansen voor hogescholen en voor universiteiten die de kloof tussen onderzoek en praktijk willen dichten. Er is nog een lange weg te gaan voordat het ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek even gangbaar en geaccepteerd is als het klassieke onderzoek. In onze instituties is nog te vaak alleen ruimte voor science of discovery. Gelukkig zijn er pioniers in Nederland zoals Van Aken en Andriessen, die hun ervaringen met ons willen delen. Het handboek is van grote betekenis voor het verder vormgegeven van praktijkgericht onderzoek op hogescholen en universiteiten.
Referenties
Aken, Joan en Daan Andriessen (red), 2011. Handboek Ontwerpgericht Wetenschappelijk Onderzoek; Wetenschap met effect, Den Haag: Boom/Lemma.
Akker, Jan van den, Koeno Gravemeijer, Susan McKenney, Nienke Nieveen (ed) (2006). Educational Design Research, Abingdon: Routledge.
Baarda, Ben, 2009. Dit is onderzoek! Richtlijnen voor het opzetten, uitvoeren en evalueren van kwantitatief en kwalitatief onderzoek, Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten.
Boyer, E.L., 1990. Scholarship Reconsidered. Priorities of the Professoriate, Carnegie Foundation for the Advancement of Teaching, New York.
Gibbons. M., C, Limoges, H. Nowotny, S. Schwartman, P. Scott & Martin Trow (1994), The new production of knowledge: the dynamic of science and research in comtemporary societies, London: Sage.
Hazelkorn, E, (2004) “Growing research, Challenges for late developers and newcomers”, Higher education management and policy, vol. 6 (1) OECD Paris
Neumann, R. (1993). “Research and scholarship: perceptions of senior administrators”, Higher Education, 25, vol., 2, pp. 97-110.
Walker, Decker, 2006. Towards Productive Design Studies, in: Van den Akker Jan, Koeno Gravemeijer, Susan McKenney, Nienke Nieveen (ed) (2006). Educational Design Research, Routledge, pp. 8- 14.