Inspectie onderzoekt examinering en studiesucces
Gisteren publiceerde de Inspectie van het Onderwijs een groot aantal rapporten. Zo verscheen het (jaarlijkse) onderwijsverslag. In deze editie van het onderwijsverslag heeft de Inspectie in het bijzonder aandacht besteed aan onder andere examinering.
Het samenstellen en afnemen van examens verloopt te vaak niet goed bij scholen en instellingen in het voortgezet onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs aldus de Inspectie. Hierdoor loopt de betrouwbaarheid van diploma’s gevaar. De uitkomsten van het onderwijsverslag worden ook opgepikt door diverse media. Zo kopt de Telegraaf “VMBO’ers krijgen diploma cadeau”. Ook de NRC en Volkskrant 1, 2 schenken aandacht aan de betrouwbaarheid van de examinering.
Naast het onderwijsverslag 2009 verschenen gisteren echter nog een aantal interessante rapporten. Zo verscheen onder de titel “Werken aan een beter rendement” een aantal casestudies naar uitval en rendement in het hoger onderwijs.
Volgens de Inspectie is een beter rendement bij sommige opleidingen haalbaar. De casestudies duiden volgens de Inspectie op wezenlijke verschillen tussen instellingen en opleidingen in hun benadering van vraagstukken omtrent rendement en uitval. Er zijn aanwijzingen dat sommige instellingen en opleidingen doelmatiger en doeltreffender werken. Blijkens cijfers van de inspectie en de instellingen zelf, realiseren deze minder uitval en studievertraging en dus een hoger diplomarendement.
De Inspectie noemt in het rapport drie drie cruciale succesfactoren om studenten de juiste studiekeuze te laten maken en hen vervolgens aan de opleiding te binden, te weten:
- Een gesprek aan de poort om te kijken of een student bij de opleiding past (het zogenoemde matching).
- Kleinschalige inrichting van groepen.
- Actieve, persoonsgerichte studiebegeleiding en verwijzing in de propedeuse, met een bindend studieadvies als sluitstuk.
Daarnaast wijst de Inspectie op het belang van een goede aansluiting op de vooropleiding van studenten (afspraken met toeleverende instellingen), het voeren van een gemeenschappelijke propedeuse met aanverwante opleidingen (uitstel van studiekeuze), deeltoetsen en het vroegtijdig opsporen en aanpakken van deficiënties. Op instellingsniveauzijn succesfactoren ondermeer sturing op rendement door het CvB (hantering van landelijke en specifieke streefcijfers), het hebben van een organisatiecultuur met een hoge waardering voor onderwijs en professionalisering van docenten en een sterk onderwijsconcept, met onder andere een hoge mate van instellingsbrede studeerbaarheid.