Examencommissie en studentenstress
Opleidingen en de hoger onderwijswetgeving stellen steeds meer de student centraal. Wanneer studenten in bijzondere omstandigheden verkeren, vereist dat voor examencommissies ook steeds meer een ‘op maat’ gerichte werkwijze, die hen voor nieuwe uitdagingen stelt.
De meervoudige taak van de examencommissie
De examencommissie is een orgaan met meerdere taken. De belangrijkste is uiteraard de wettelijke opdracht om op “objectieve en deskundige wijze [vast te stellen] of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad.” Bewaker van de toetskwaliteit vormt een belangrijk element in het takenpakket, evenals de functie van handhaver in zaken van fraude.
Met het veranderen van de studentenpopulatie (door internationalisering) of technologische ontwikkelingen (door digitalisering van toetsen) veranderen ook de accenten in de werkzaamheden van de examencommissie.
Zo is er een toename, mogelijk ingegeven door de veranderingen in de studiefinanciering en het opschroeven van studieprestatienormen van de opleidingen, van het aantal studenten met stress en burn-out klachten. Het RIVM doet hier op dit moment onderzoek naar in opdracht van het ministerie. Wat in ieder geval ook toeneemt is het aantal studenten met een functiebeperking. Studenten met een functiebeperking hebben recht op een ‘doeltreffende aanpassing’ volgens de Wet Gelijke Behandeling Handicap of Chronische Ziekte. De OER moet daartoe voorzieningen treffen. Examencommissies worstelen soms met een verzoek om een extra tentamenkans of een alternatieve (afstudeer)opdracht, en het gewicht van een advies van studentendecaan of een huisarts. De jurisprudentie van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, het CBHO geeft aan dat de examencommissie altijd een eigenstandige afweging moet maken en er voor moet waken dat er concessies worden gedaan aan wezenlijke competentievereisten. Zo kan een afwijzing voor verlenging van de beschikbare tijd om af te studeren, gemotiveerd worden wanneer de kwaliteit van het afstudeertraject onvoldoende is geborgd.
Examencommissies worstelen soms met een verzoek om een extra tentamenkans of een alternatieve (afstudeer)opdracht, en het gewicht van een advies van studentendecaan of een huisarts.
Meewegen persoonlijke omstandigheden bij besluiten over BSA
Het halen van de norm, en de individuele situatie van de student, is met name een issue bij het vaststellen van het bindend studieadvies. Het afwijzende advies dat de student niet geschikt is voor de opleiding kan immers alleen worden vastgesteld met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden. Ook daar hebben veel examencommissies een gemandateerde taak namens het (faculteits)bestuur.
Vorig jaar mei is het Uitvoeringsbesluit WHW gewijzigd waardoor het instellingsbestuur de in de het besluit vastgelegde omstandigheden (zoals ziekte en zwangerschap) kan uitbreiden met in de OER vastgelegde omstandigheden, bijvoorbeeld het beoefenen van topsport (artikel 2.1 lid 1 onder h UWHW).
Daarnaast is er nu een beroep mogelijk op de hardheidsclausule. Dit zijn “andere dan in [het besluit genoemde] persoonlijke omstandigheden die, indien zij door het instellingsbestuur niet in de beoordeling zouden worden betrokken, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard” (artikel 2.1. onder i UWHW). Mogelijk betekent dit dat meer studenten zich zullen melden, waarbij een veelheid aan motieven aangevoerd wordt. De verbreding van het beroep op persoonlijke omstandigheden kan de afweging voor examencommissies (nog) ingewikkelder (en tijdrovender) maken.
De verbreding van het beroep op persoonlijke omstandigheden kan de afweging voor examencommissies (nog) ingewikkelder (en tijdrovender) maken.
Het vaststellen van de BSA-norm is aan de opleiding. Het aanvankelijke idee van minister Van Engelshoven om daar wettelijke beperkingen aan te stellen werd door een Kamermeerderheid geblokkeerd. De minister respecteert de motie, maar gaat wel in gesprek met de instellingen. Ze streeft naar een ‘betere balans tussen normering en begeleiding'.
Het CBHO toetst in de jurisprudentie of de studienorm ‘kennelijk onredelijk’ is. Studenten moeten in staat zijn om de norm in één jaar te halen. De wet zegt ook dat het instellingsbestuur slechts van de bevoegdheid gebruik kan maken wanneer sprake is van zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede studievoortgang zijn gewaarborgd (artikel 7.8b lid 3 WHW). In een recente zaak kwam het CBHO tot de conclusie dat daaraan niet was voldaan. Het betrof een opleiding met een norm van 60 ECTS per jaar. Weliswaar waren in het programma veel formatieve feedback-momenten opgenomen, maar aan het eind van elk blok was slechts één (summatieve) toets, met een zeer korte termijn voor herstel. Er was volgens het CBHO in dit geval ''geen sprake van een volwaardige nieuwe kans, omdat dat onvoldoende tijd biedt om een project van acht weken volledig over te doen. Evenmin bestaat de mogelijkheid om een onvoldoende te compenseren”. De betreffende OER was daarom onverbindend.
Opleidingen en de hoger onderwijswetgeving stellen steeds meer de student centraal. Wanneer studenten in bijzondere omstandigheden verkeren, vereist dat voor examencommissies ook steeds meer een ‘op maat’ gerichte werkwijze, die hen voor nieuwe uitdagingen stelt. Studentenwelzijn en studeerbaarheid worden zo ook een (advies)taak voor de examencommissie, met name als het gaat om de wijze van toetsing op het moment dat de OER wordt herzien.
---
Training examencommissies hoger onderwijs
Op 12 maart 2019 verzorgt Pieter Huisman samen met collega Hans Stoltenborg een actualiteitencursus voor leden van examencommissies. Er is nog een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Meer informatie en inschrijven: Training examencommissies hoger onderwijs 2019.
Vragen of opmerkingen?
Heeft u vragen over de juridische compliance van uw instelling met de WHW? Of wilt u meer weten over onze (juridische) dienstverlening met betrekking tot examencommissies? Neemt u dan contact op met Pieter Huisman, senior adviseur en bijzonder hoogleraar onderwijsrecht, via (070) 30 66 800 of mail met p.huisman@hobeon.nl.