Bindend studie advies veel gebruikt in hoger onderwijs
De Inspectie van het Onderwijs doet, mede naar aanleiding van kamervragen, onderzoek naar de praktijk van het bindend studie advies (BSA) in het hoger onderwijs.
Het onderzoek richt zich op de aantallen BSA’s, de werking van het BSA, de wijze van studiebegeleiding en de effecten daarvan op de studievoortgang van de student. Tevens wordt gepoogd een scherper beeld te krijgen van de aantallen negatieve BSA’s en de werking van de klachten- en beroepsprocedures die daar mogelijkerwijs uit voortkomen. Onlangs verscheen een tussenrapportage met kwantitatieve resultaten. Eind 2009 wordt een eindraport verwacht.
Het door ResearchNed uitgevoerde kwantitatieve onderzoek bevat enkele interessante gegevens. In Nederland werken 40 hogescholen en 7 universiteiten met het BSA. Opmerkelijk zijn de verschillen tussen het hbo en wo. Waar in het hbo 98% van de opleidingen werken met een BSA is dit in ’slechts’ 43% van de wo-opleidingen het geval. In het hbo kregen in 2007-2008 maar liefst 14.000 studenten een BSA. In de sectoren economie en onderwijs in het hbo kregen 1 op de 5 bekostigde eerstejaars studenten een BSA. In totaal krijgt 17% van het aantal bekostigde eerstejaars studenten in het hbo een BSA.
Het totale aantal eerstejaars studenten dat uitvalt ligt vanzelfsprekend nog hoger, immers er stromen ook studenten zonder een BSA uit. In het onderzoek is helaas niet meegenomen welke opleidingsachtergrond de studenten met een BSA hebben.
Uit het onderzoek blijkt dat de meest genoemde grond waarop een BSA wordt verstrekt is zowel in het hbo als in het wo het behalen van te weinig studiepunten (resp. 94% en 98%). In het hbo ligt de studiepuntennorm gemiddeld iets hoger (41 ECTS) dan in het wo (38 ECTS). Daarnaast is in het hbo bij 41% van de opleidingen en bij het wo bij 32% van de opleidingen het niet behalen van bepaalde vakken een grond voor het verstrekken van een BSA zo blijkt uit de onderzoeksresultaten.