Akkoord over invoering 'harde(re) knip' vanaf 2010-2011
In 2008 liet de minister zich in interviews ontvallen dat universiteiten die hun studenten al tot de masteropleidingen toelaten voordat zij hun bacheloropleiding hebben afgemaakt de wet aan hun laars lappen en dat zij het bachelor-mastermodel feitelijk niet hebben ingevoerd. De minister bleek op dit punt zijn eigen wetgeving helaas niet goed te beheersen. Later dat jaar stelde minister Plasterk voor om een zogenaamde ‘harde knip’ in te voeren. In deze bijdrage worden de voorstellen, mede aan de hand van een recent verzonden brief aan de Tweede Kamer, besproken.
Invoering ‘zachte knip’
Bij de invoering van het bachelor-master stelsel in 2002 werd het recht om na een universitaire bacheloropleiding in de regel bij dezelfde universiteit ook een aansluitende universitaire masteropleiding (de doorstroommaster) te volgen in de wet vastgelegd. De student kan zonder selectie doorstromen in deze masteropleiding indien de graad van de bijhorende bacheloropleiding is behaald.
In de toelichtende stukken bij de bama wetgeving werd aangegeven dat de wo bachelorgraad slechts een doorstroomfunctie heeft. Alle wo studenten zouden moeten afstuderen met een wo mastergraad zo luidde het credo. Tijdens de parlementaire behandeling van de bama wetgeving is over dit uitgangspunt in het licht van de doorstroommaster gediscussieerd. Men wees erop dat een harde knip tussen de bachelor en master, zoals deze aanvankelijk in het voorstel was opgenomen, zou kunnen leiden tot studievertraging.
Een mogelijk studievertraging als gevolg van een harde knip werd gezien als een onbeoogd effect. In een nota van wijziging bij de bama wetgeving is dan ook voor de universiteiten de mogelijkheid gecreëerd om studenten die de bacheloropleiding nog niet hebben afgerond toch toe te laten tot de aansluitende masteropleiding. De beschuldiging dat de universiteiten op dit punt de wet aan hun laars lappen is dan ook onterecht.
Invoering ‘harde(re) knip’?
In 2008 is de bachelor master structuur geëvalueerd. Mede op basis van de uitkomsten van de evaluatie stelde minister Plasterk eind 2008 voor om een zogenaamde ‘harde knip’ in te voeren. Voor deze ommezwaai heeft de minister een aantal argumenten. Volgens Plasterk is het feit dat (wo-)studenten vooral voor de doorstroommaster kiezen en het feit dat de internationale mobiliteit (nog) niet is toegenomen, een teken dat de bachelor-masterstructuur nog niet optimaal werkt. De studenten zouden bewuster moeten kiezen voor een masteropleiding na afronding van een bachelor. Ook wijst Plasterk erop dat in andere ‘Bologna landen’ de zachte knip geen gemeengoed is.
In een recente brief aan de Tweede Kamer gaat de minister verder in op de voorgestelde wijziging. Hij geeft aan dat er zowel vanuit de VSNU als vanuit de studentenbonden geen verzet zal komen tegen de invoering. Om bezwaren ten aanzien van de studievertraging te ondervangen zal onder meer een algemene hardheidsclausule worden opgenomen in de wetgeving. Geen echte harde knip dus, maar een hardere knip. In de brief worden enkele voorbeelden geven en valt tevens te lezen dat formulering van de clausule onder het instemmingsrecht van de medezeggenschap zal vallen.
Voor de invoering van de harde(re) knip is een wijziging van de WHW noodzakelijk. Daarbij zal tenminste de laatste volzin van artikel 7.30a lid 1 dienen te worden geschrapt of aangepast. Invoering wordt voorzien tegen 2010-2011, echter studenten die komende studiejaar starten met een wo bacheloropleiding zijn de eerste generatie die met de nieuwe wetgeving worden geconfronteerd.
Positie van de wo bacheloropleiding
De voorgestelde invoering lijkt voorbij te gaan aan de noodzaak van een principiële discussie over de positie van de wo bacheloropleiding en -graad. Bij de invoering van het bama stelsel werd de doorstroomfunctie van de wo bachelorgraad benadrukt. Veel wo bacheloropleidingen zijn feitelijk ook als doorstroomopleidingen ingericht, niet in de laatste plaats ook om een afdoende instroom in de wo masteropleidingen zeker te stellen. Ook de arbeidsmarkt lijkt de wo bachelorgraad niet breed te omarmen als een uitstroomkwalificatie. Dit in tegenstelling tot veel andere landen, alwaar de universitaire bachelor wel een volwaardige kwalificatie is en veel studenten pas na enkele jaren weer de schoolbankjes ingaan voor het volgen van een masteropleiding.
In de onlangs verzonden brief stelt Plasterk echter onomwonden vast dat “de bacheloropleiding en masteropleiding op zichzelf staande, afgeronde opleidingen zijn”. Dat roept de vraag op of deze constatering wordt gedeeld door de zittende studenten en het afnemende werkveld. Wordt het uitgangspunt elke wo student een wo mastergraad verlaten? Maar ook kan de vraag worden opgeworpen of alle wo bacheloropleidingen in de praktijk wel kunnen gelden als op zichzelf staande afgeronde opleidingen. Het zou de minister sieren indien hij de positionering van de wo bacheloropleidingen nadrukkelijker betrekt in de discussie. Nu lijkt invoering van de harde knip te worden gebracht als het ‘ei van columbus’ en richt zich de discussie alweer op de wijze waarop deze invoering kan worden vormgegeven. Een gemiste kans wat mij betreft.