Blog

Certificeren van schoolleiders PO - Valide schoolleidersassessments

In cao-afspraken hebben sociale partners vastgelegd dat schoolleiders in het primair onderwijs voor 1 januari 2018 moeten voldoen aan de registratiecriteria van het Schoolleidersregister Primair Onderwijs (SRPO). Deze verplichting geeft professionalisering een prominente plek op de agenda van het primair onderwijs. De afgelopen periode hebben panels meerdere audits bij schoolopleidingen en assessmentbureaus uitgevoerd. We maken de tussenstand op van bevindingen en aandachtspunten in onze auditpraktijk.

In dit Weblog behandelen we de uitdagingen die assessmentbureaus ervaren om te komen tot valide assessments voor schoolleiders PO. In andere weblogs bespreken we het niveau van de opleidingen, gaan we in op de betekenis van de praktijkcontext en praktijkopdrachten, en de onderzoekscomponent in de schoolleidersopleidingen.

Wanneer een assessment

Om vast te stellen of je als schoolleider voldoet aan de vijf basiscompetenties uit de beroepsstandaard kun je een assessment laten afnemen. Dit instrument kies je, indien je op basis van performance, aan de hand van concreet gedrag, kunt laten zien dat je als schoolleider over de vijf basiscompetenties beschikt. Zo’n assessment kan doorgaans in één of twee dagen afgenomen worden en toont veel overeenkomsten met een eindassessment (examen) van een opleiding, waarin zij toetst of een kandidaat alle vijf de basiscompetenties beheerst.[1]

Ontwikkelassessment vs. beoordelend assessment

In onze auditpraktijk, waarin wij schoolleidersassessments van assessmentbureaus beoordelen, bekijken we op welke wijze assessmentbureaus valide assessments ontwerpen. Niet zelden resulteert een audit erin dat assessmentbureaus de scope en beoordelingssystematiek van hun assessments nog moeten aanpassen. Veel bureaus bieden van oorsprong namelijk zogenoemde ontwikkel- of selectieassessments aan, waarbij instrumenten uit de psychologie worden ingezet. Het bureau stelt dan vast of competenties bij een kandidaat ontwikkelbaar zijn, meestal met het oog op de geschiktheid voor een bepaalde functie. Dat is iets anders dan een performance-meting, dat wil zeggen een toetsing van concreet gedrag, specifiek voor de schoolleider, op grond waarvan het assessmentbureau op een valide wijze vaststelt dat de kandidaat voldoet aan de vereisten uit de beroepsstandaard.

Zo zien wij rapportages van assessments waarbij bijvoorbeeld de competentie ‘vormgeven van organisatiekenmerken vanuit onderwijskundige gerichtheid’ (basiscompetentie 3) sterk psychologisch is ingekleurd zonder duidelijke relatie met de onderwijspraktijk. Bij deze competentie gaat het om meer dan planmatig handelen; namelijk, dat je de verschillende organisatieonderdelen inricht met het oog op de doelen die en de kwaliteit van het onderwijs dat je nastreeft. Ook dit element uit de competentie moet dus worden getoetst.

Dekkende gedragsindicatoren bij iedere competentie

Panels zien soms uitgebreide en veel te gedetailleerde sets indicatoren, die elkaar vaak ook nog overlappen. Dit maakt de observeerbaarheid en meetbaarheid van gedrag tot een hachelijke onderneming. Valide zijn die indicatoren die de significante en beslissende gedragskenmerken van een schoolleider observeerbaar en meetbaar maken.

Ook zien wij soms onvolledige sets indicatoren. Zo kan je je bijvoorbeeld bij de beoordeling van basiscompetentie 1 (visie) primair op de stuurmanskunst van de schoolleider richten, terwijl de competentie eveneens omvat ‘het gezamenlijk ontwikkelen van een visie’ en/of ‘het uitdragen ervan’. Bij de andere basiscompetenties zien we dit zoeken naar betekenisvolle en hanteerbare indicatoren eveneens. Daarbij helpt het om bij de gedragsindicatoren ook de contra-indicaties te vermelden, namelijk de gedragingen die aantonen dat de kandidaat juist niet over de vereiste competenties beschikt. Als het hogere orde denken (basiscompetentie 5) bijvoorbeeld een ‘helicopterview’ en ‘het denken in samenhangen impliceert’, zijn de contra-indicaties daarvan ‘dat de kandidaat zich verliest in details’ en ‘samenhangende problemen los van elkaar behandelt’.

Observeerbaar en meetbaar gedrag

Het beoordelen van een schoolleider PO aan de hand van een toetsend assessment vereist dus een set heldere – en voor het ‘schoolleiderlijk’ gedrag specifieke – gedragsindicatoren die tezamen dekkend zijn voor de beroepsstandaard. Van belang daarbij is dat het assessmentbureau een repertoire aan meetinstrumenten inzet om het gedrag, c.q. de performance, van de schoolleider op verschillende en passende wijzen te meten. Tot dat instrumentarium behoren bijvoorbeeld simulaties, interviews en performancemetingen. Het helpt beoordelingspanels als een assessmentbureau de gevarieerde mix van assessmentinstrumenten per competentie heeft uitgewerkt en motiveert waarom zij het betreffende instrument bij een bepaalde (deel)competentie inzet.

Samengevat, toetsen valide schoolleidersassessments de feitelijke performance van een schoolleider. Daartoe (i) dient voor alle vijf basiscompetenties (en subcompetenties) een dekkende en betekenisvolle set beoordelingsindicatoren te worden uitgewerkt en (ii) een mix van passende toetsinstrumenten te worden ingezet.

Dienstverlening Hobéon

Heeft u naar aanleiding van deze bijdrage vragen? Of bent u geïnteresseerd in de vraag wat Hobéon op dit vlak voor u of uw instelling kan betekenen? Neem dan contact op met Ruud van der Herberg of Rob van der Made via (070) 30 66 800 of mail naar r.vanderherberg@hobeon.nl of r.vandermade@hobeon.nl.



[1] Voor wie maar in zeer beperkte mate over loopbaanbewijsstukken beschikt, maar zichzelf – op basis van de beroepsstandaard – wel volledig competent acht als schoolleider PO, kan kiezen voor een gevalideerd assessment, waarvan het certificaat recht geeft op registratie in het schoolleidersregister PO.